Privacyverklaring

‘Waterbesparing is essentieel voor een moderne industrie’

18 oktober 2023
Tekst
Lieven Desmet
Beeld
Illustratie: Tom Vanlaere

De beschikbaarheid en kosten van water hebben gevolgen voor de wereldwijde welvaart. Ons land moet zich extra zorgen maken, want België staat op de achttiende plaats van landen met de meeste waterstress. Bedrijven proberen hun nood aan water veilig te stellen en waterschaarste en andere risico’s zoals overstromingen te counteren. Hoeveel kost dat? En wat is de economische en maatschappelijke relevantie van die investeringen?

Duurzaam waterbeheer is in tijden van klimaatverandering een must. Ongeveer de helft van de wereldbevolking krijgt jaarlijks minstens gedurende één maand te maken met waterstress. Dat kan oplopen tot zo’n zestig procent in 2050. België behoort tot de landen met extreem hoge waterstress en staat wereldwijd op de achttiende plaats. Dat blijkt uit nieuwe gegevens van de Aqueduct Water Risk Atlas van het World Resources Institute (WRI). Samen met Cyprus en Griekenland zijn we het enige Europese land in de lijst. Bij waterstress is er weinig water van voldoende kwaliteit om te voorzien in de behoeften van mens en milieu. Hoe kleiner het verschil tussen vraag en aanbod in een land, hoe kwetsbaarder het is.

Vlaanderen verbruikt jaarlijks ongeveer 740 miljoen m³ water (bron: VMM). De industrie (300 miljoen m³/jaar) en de huishoudens (250 miljoen m³/jaar) zijn de grootste verbruikers. De beschikbaarheid van zoet water staat onder druk. Om een mogelijk tekort aan geschikt en voldoende water tegen te gaan, investeren bedrijven in slim waterbeheer.

2.700 liter zoet water voor één T-shirt

“Bij Liebaert vinden we dat onze inzet verder moet gaan dan de grenzen van de eigen onderneming”, zegt directeur Mathieu Liebaert. Liebaert Textiles bestaat sinds 1887. Als vijfdegeneratiefamiliebedrijf en na 135 jaar productie in België bedient het bedrijf zijn klanten nog steeds met hoogtechnologische breisels en bandjes. Die worden in het b2b-segment geleverd aan lingerie-, sportswear- en swimwearklanten. Je vindt de producten ook in medische en technische toepassingen. Mathieu Liebaert: “Wij stonden altijd al voor een gezond evenwicht tussen het sociale aspect, het milieuverhaal en de bedrijfsresultaten. Het is redelijk simpel: we moeten rendabel zijn, anders is er geen ruimte voor de noodzakelijke investeringen.”

Die investeringen zijn fors, want de milieunormeringen zijn dat ook. Europa en de lidstaten eisen van de industrie dat ze haar waterverbruik aan banden legt. Voor de productie van textiel is veel water nodig. Om bijvoorbeeld één katoenen T-shirt te maken, is ongeveer 2.700 liter zoet water nodig. Dat komt overeen met wat één persoon in 2,5 jaar drinkt.

De verf en appreteermiddelen in de textielindustrie veroorzaken ongeveer twintig procent van de wereldwijde vervuiling van schoon water.

Waterstress en -schaarste nemen toe

“Waterbesparing is essentieel voor een moderne industrie”, zegt Bart Peeters, senior expert wastewater treatment bij Bayer Crop Science België. “We hebben acht verschillende chemische units waarvan het afvalwater biologisch wordt gezuiverd in een centrale waterzuivering. We wilden nagaan of we in de toekomst met het biologisch gezuiverde afvalwater iets beters konden doen dan het te lozen. Dat we niet naast de toenemende waterschaarste kunnen kijken, was de trigger. Ook de strengere wetgeving en normeringen hielpen om het investeringsproces in gang te zetten.”

Overal ter wereld komen zoetwaterbronnen steeds meer onder druk. Tienen ligt in een hoogrisicogebied voor waterstress, weet Geert Van Aelst. Als head of sustainability voor de suikerdivisie van Südzucker AG, is het zijn taak om KPI’s en doelstellingen rond de waterefficiëntie van de suikerproducent te definiëren. “Südzucker AG, het moederbedrijf van De Tiense Suikerraffinaderij, heeft vijftien fabrieken, waarvan er zeven in gebieden liggen met een verhoogd risico.”

Risicoligging voor een op drie Coca-Cola-fabrieken

Efficiënter omgaan met water is ook de dagelijkse opdracht van Jan Burger, climate & water sustainability director Europe bij Coca-Cola. “Water maakt voor negentig procent deel uit van ons product. Het is ons hoofdingrediënt. De beschikbaarheid ervan is voor ons essentieel.”

Coca-Cola claimt zo'n 1,79 liter water nodig te hebben om 1 liter koolzuurhoudende dranken (zoals cola) te fabriceren, terwijl het gemiddelde 1,91 liter zou bedragen. De sector laat daarbij wel het water voor de productie van grondstoffen buiten beschouwing. De laatste decennia is de waterschaarste alleen maar toegenomen. Dat komt vooral door economische ontwikkelingen, maar ook door de groeiende stedelijke bevolking en de opkomende middenklasse. Jan Burger: “We analyseren onze hele waardeketen en kijken in welke regio’s actie nodig is. We opereren in alle delen van de wereld. Ongeveer een derde van onze fabrieken bevindt zich in gebieden met waterschaarste of locaties waar waterstress heerst.”

In Europa gaat het om zo’n twaalf vestigingen die in zekere mate te maken hebben met waterstress, waaronder ook in ons land. “In Wallonië en Brussel is de situatie goed. Daar voert de Maas vers water vanuit Noord-Frankrijk aan. Maar we hebben ook fabrieken in regio’s waar grote waterschaarste heerst. Er is veel vraag naar water, maar het grondwater is in veel gebieden zout. Water winnen is dus moeilijk. In Gent en Antwerpen lopen projecten om het watergebruik van onze fabrieken te compenseren.”

Suikerbiet zelf leverancier van water

De (Europese) bietsuikersector heeft talrijke stappen ondernomen. Bovendien is er voor de teelt van suikerbieten niet meteen een probleem. “Per groeiseizoen is er gemiddeld 600 tot 700 mm (l/m²) water nodig, met een goede distributie over de betrokken maanden. De normale lokale neerslag is voldoende om het gewas in stand te houden.” De sector is sterk lokaal verankerd, ondanks een stevige consolidatiegolf doorheen de geschiedenis. De telers zijn voor bijna 61 procent eigenaar van het beursgenoteerde Südzucker AG. Het bedrijf is met een omzet van 9,5 miljard euro de grootste suikerproducent ter wereld, goed voor een jaarlijkse productie van zo'n 3,7 miljoen ton.

“Een suikerbiet bestaat voor 75 procent uit water”, doceert Geert Van Aelst. Dat zorgt ervoor dat de suikerbiet zelf de belangrijkste leverancier is van water voor het productieproces. “Bij de verwerking van suikerbieten wordt water gebruikt in verschillende stadia, waaronder reiniging, warmteoverdracht, koeling en verplaatsing van de bieten binnen de fabriek. Tot negentig procent van het water dat we tijdens de verwerking gebruiken, is afkomstig van de suikerbiet zelf. Daarom hebben suikerfabrieken slechts een zeer beperkte hoeveelheid zoet water nodig, vooral voor koeling. Dat is voornamelijk afkomstig van oppervlaktewater”, zegt Geert Van Aelst.

Compensatie via natuurrestauratie

“Het water dat we gebruiken in onze dranken, compenseren we door het terug te geven aan de natuur en lokale gemeenschappen via allerhande natuurrestauratieprojecten”, zegt Jan Burger. “In sommige stroomgebieden is dat belangrijker dan in andere. We bekijken het grote plaatje. In België werken we hiervoor samen met The Coca‑Cola Foundation en partners zoals Natuurpunt en Natagora.”

De compensatie bestaat erin een natuurgebied naar zijn originele staat terug te brengen, waardoor deze van nature waterrijke plaatsen opnieuw water kunnen vergaren. In de Kalmthoutse Heide herstelt Natuurpunt bijvoorbeeld het vroegere landschap met landduinen. Op de zandgrond kan regen goed in de bodem sijpelen, waar het de grondwatervoorraad aanvult. In Europa, op de grens van Kroatië en Hongarije, loopt een waterherstelproject in samenwerking met het WWF.

Gebruik vers water verminderd met tien procent

Green Deal, Blue Deal, Sustainable Development Goals (SDG's), Vlarem: aan wetgevende initiatieven geen gebrek. “De richtlijnen zeggen dat we het waterverbruik zoveel mogelijk dienen te minderen en dat we in de productie zoveel mogelijk water moeten hergebruiken”, aldus Bart Peeters. Hij zette bij Bayer Crop Science België een waterrecoveryproject op, goed voor een investering van zo’n vier miljoen euro. De installatie verwerkt een kwart van het biologisch gezuiverde water en produceert wekelijks 5.500 m3 water van hoge kwaliteit. Dit vermindert het gebruik van vers water op de site met tien procent. Op jaarbasis komt deze reductie overeen met het drinkwaterverbruik van zowat drieduizend gezinnen.

“Het proceswater, het gedemineraliseerde water en de stoom worden naar de verschillende chemische processen geleid. Zo kunnen we onder meer reactoren en destillatiekolommen opwarmen”, duidt Bart Peeters. Ten slotte keert hetzelfde water terug naar de centrale waterzuivering waar het zuiveringsproces opnieuw start. “We creëren op die manier een zogenaamde closed loop met dit water. Dit is niet zo evident als het lijkt, want de membranen zijn heel gevoelig voor vervuiling. Op dat vlak hebben we nog heel wat te leren. In elk geval is waterbesparing essentieel voor een moderne industrie, net daarom zijn we er al zoveel jaren proactief mee bezig.”

Ook de Vlaamse wetgeving is aan het veranderen. Als je een vergunning voor een installatie aanvraagt, is reductie van watergebruik een vast topic. De druk op de industrie om actie te nemen met betrekking tot hergebruik van water neemt toe. “De overheid kijkt nauwer toe op onze omgang met water. Logisch, want als de trend zich verderzet en er opnieuw een periode van langdurige droogte aanbreekt, worden de uitdagingen groter.”

Terugverdieneffecten: enkel op lange termijn

“De eisen van Europa en België inzake milieunormen zijn streng, maar te begrijpen”, merkt ook Mathieu Liebaert op. “Het is wel frustrerend dat we hier opgezadeld worden met strenge wetgeving, maar dat er intussen volop textielproducten worden geïmporteerd uit Azië. Daar gelden die regels niet, wat het een beetje hypocriet maakt.” Vorig jaar analyseerde Liebaert Textiles zijn gevoeligheid voor waterstress. “We moeten niet meteen vrezen voor watertekort, al investeren we in de nabije toekomst wel in een installatie om nog meer water te hergebruiken. Hoe je het ook bekijkt, we willen minder afhankelijk worden van water. Dat vergt een goede afweging van de financiële investeringen, want de terugverdieneffecten spelen op de lange termijn.”

Duurzame investeringen zijn niet a priori winstgevend, maar de baten overtreffen meestal ruimschoots de kosten, duidt professor Rudy Aernoudt (zie ook kaderstuk). “Op korte termijn kunnen duurzame investeringen de concurrentiepositie aantasten. Daarom is het belangrijk dat de reglementering die opgelegd wordt aan Europese bedrijven ook geldt voor alle bedrijven die op de Europese markt hun goederen en diensten willen slijten. Anders krijg je concurrentievervalsing. Een level playing field heeft slechts zin als alle spelers dezelfde regels moeten respecteren.”

Toenemende druk van klanten

Liebaert Textiles zit niet in het fastfashionsegment, maar in een nichemarkt. Daardoor kon het de kaalslag die de sector het voorbije decennium tekende het hoofd bieden. “Elk jaar investeren we meer dan een miljoen euro in geavanceerde technologieën om onze ecologische voetafdruk te verkleinen. Al het water en de lucht die we in ons productieproces gebruiken, zuiveren we met onze eigen water- en luchtzuiveringsinstallatie. Elk jaar zuiveren we ongeveer 133.000 m3 water, wat overeenkomt met 1,1 miljoen baden”, berekent Mathieu Liebaert. De voorbije drie jaar investeerde het bedrijf tot zo’n zeven miljoen euro in nieuwe machines en technologieën. Meer dan één miljoen euro ging naar het installeren van zonnepanelen en het vernieuwen van de waterzuiveringsinstallatie. Tegelijk lopen er investeringen in nieuwe, duurzamere machines. “Onze klanten zijn daar ook gevoelig voor. We ervaren een toenemende druk vanuit die hoek.”

Spanningsveld milieu-bedrijf

Elke bietencampagne levert ongeveer één miljard liter water op, zo’n vierhonderd olympische zwembaden. Na intern gebruik als proceswater, vloeit het gezuiverd terug naar beken en rivieren. “Het is onze ambitie dit bietenwater zo goed mogelijk te gebruiken, maar binnen financieel haalbare normen. Dit kan tot een spanningsveld leiden tussen wat goed is voor het milieu en wat goed is voor het bedrijf”, zegt Geert Van Aelst.

“Momenteel zetten we sterk in op het verminderen van de CO2-emissies.” Dit jaar neemt De Tiense Suikerraffinaderij een nieuwe diffusietoren in gebruik. Dit vergt een investering van zo’n 25 miljoen euro, goed voor een besparing tot 5.744 ton CO2-uitstoot. “Dat zijn zware investeringen en die gaan aan de haal met het gros van het duurzaamheidsbudget. Het is daarom mijn rol om iedereen scherp te houden en ook voor water een roadmap te ontwikkelen. Waterbeheer vergt een eigen businessplan.” Eind vorig jaar nog gaf Südzucker AG met succes een niet-achtergestelde obligatie uit van vierhonderd miljoen euro. Die ‘duurzaamheidsgebonden obligatie’ heeft een looptijd van vijf jaar en een coupon van 5,125 procent.

Geen klassieke return on investment

Duurzaamheid vergt inderdaad zware investeringen, maar het alternatief is erger, zegt Bart Peeters. “Mochten we in de toekomst niet voldoende water ter beschikking hebben, dan moeten we de productie mogelijks minderen. De economische kostprijs van zo’n beslissing zou significant zijn.” Met een heel lange terugverdientijd is het strategisch-operationeel niet makkelijk om binnen een organisatie te pleiten voor dergelijke investeringen. “Anderzijds zijn er de wetgeving en de beschikbare technologie. In België zijn we wel iets strenger dan in andere vestigingen uit de groep”, aldus Bart Peeters.

“Investeringen in duurzaam waterbeheer hebben geen klassieke return on investment, want we verkopen met dergelijke investeringen niet meer frisdranken”, besluit Jan Burger. “Investeerders hebben wel oren naar het verkleinen van risico’s door pakweg waterschaarste, of andere businessgerelateerde risico’s. Dat laat zich aflezen in gunstigere financiële ratings. Bovendien hechten ook investeerders almaar meer belang aan ESG.”

Analyse 1

‘Investeren in waterbeheer: maximale afschrijvingstermijn van vijf à tien jaar’

“Wie waterbeheer onder de loep neemt met de klassieke net present value (NPV)-methode, begint meestal niet aan de investering”, analyseert prof. Rudy Aernoudt. “De kasstroom gegenereerd door waterinvesteringen is vaak nihil, zodat de NPV negatief wordt, de IRR (internal rate of return) laag of zelfs negatief is en de investering dus niet is aangewezen. De vraag is of de klassieke investeringsanalyse wel toepasbaar is op watermanagementinvesteringen.”

“De kosten voor waterbeheer zijn relatief gemakkelijk in kaart te brengen. Het investeringsbedrag is gekend. Door de gestage technologische evolutie is de afschrijvingsduur minder evident. Bovendien maakt het nog zeer onstabiele reglementaire kader en de voortdurende nieuwe wetgeving het moeilijk om in te schatten hoelang de investering garandeert dat het bedrijf wettelijk conform is. De technologische (r)evolutie en de wettendiarree maken dat de economische afschrijvingsduur voorzichtigheidshalve beter vrij kort wordt ingeschat. Een afschrijvingstermijn van vijf à tien jaar, afhankelijk van het type investering, lijkt het maximum.”

Analyse 2

‘Maatschappelijke kosten-batenanalyse is noodzakelijk’

“Bedrijven die aan greenwashing doen of zich van het milieu niets aantrekken, zullen het moeilijk hebben om talent te behouden en nieuw talent aan te trekken”, aldus prof. Rudy Aernoudt. “Duurzaamheid is ook belangrijk voor investeerders. Studies tonen aan dat impactrisicokapitaalfondsen het veel gemakkelijker hebben om investeerders te overtuigen dan niet-impactfondsen. Bepaalde banken rekenen een lagere intrest op investeringen die duurzaam zijn.”

“Duurzame bedrijven zijn veerkrachtig. Resilience is in tijden van permanente crisis veel belangrijker dan kortetermijnwinst. Minder afhankelijk worden van water, onder andere door hergebruik: je ziet het in zowat alle bedrijven die investeren in waterbeheer. Geen enkel bedrijf kan het zich permitteren om niet aan waterbeheer te doen, zoals Bayer nadrukkelijk stelt. Efficiëntiewinst is gemakkelijk te kwantificeren. Voor de genoemde baten is dat niet zo eenvoudig. Vaak is het een huzarenstukje voor de cfo, die de klus vaak overlaat aan de duurzaamheidsmanager. Methodes van maatschappelijke kosten-batenanalyse zijn hier noodzakelijk.”